Over het nut van cijfers en onderzoek

In de zomer van 2023  namen we een podcast op over het nut van cijfers en onderzoek. Bij ons te gast waren Paulien Verbeeck (jeugdconsulente in Dendermonde), Susan Lagaert (postdoctoraal onderzoeker bij de UGent en coördinator van het jeugdonderzoeksplatform (JOP)) en Imke Pichal (coördinator kindvriendelijke steden en gemeenten bij Bataljong). 

Deze podcast kan je beluisteren via deze kanalen. 

Een weerslag van het gesprek vind je hieronder terug. Meer info over “Op onderzoek gaan”, vind je hier

Welke tien cijfers breng je best in kaart als je duikt in bestaande cijfers? 

Denk bijvoorbeeld aan leeftijdsverdelingen, kansarmoedecijfer, onderwijskansarmoede-indicator (OKI), Geopunt (ruimtelijke gegevens), aantal éénoudergezinnen en onderwijscijfers. Deze cijfers vind je online maar je kan ook eens luisteren bij de dienst bevolking bijvoorbeeld. 

Daarnaast is een goed contact onderhouden met bijvoorbeeld de dienst vergunningen een goede tip. Zo weet je op tijd waar een nieuwe wijk komt en de vraag naar vrijetijdskansen voor kinderen en jongeren dus zal stijgen.

Tot slot kan je ook globale cijfers opzoeken, denk bijvoorbeeld aan de JOP-monitor. Die geven algemene tendensen weer waarmee je jouw blik kan focussen. 

Hoe maak je de afweging tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek?

Kwantitatief onderzoek kan de alarmbelletjes verzamelen waar je in kwalitatief onderzoek vervolgens in de diepte op ingaat. Stel jezelf over het algemeen ook de vraag of onderzoek nodig is of of er bestaande gegevens of data zijn die hetzelfde vertellen. Ga op zoek naar hoe je voorbij kan gaan aan wat je al weet. 

Ik voel toch al veel aan als jeugdambtenaar, moet ik dat dan nog onderzoeken?

Ook hier is het maken van een afweging belangrijk. Door een goed evenwicht kan je inschatten waar extra onderzoek op zijn plaats is. Bovendien moet je er ook mee rekening houden dat je vanuit jouw eigen referentiekader naar de zaken kijkt; je bent bijv. ook inwoner van de stad of “je was ooit zelf jong”. Dat is slechts één blik op de zaken, die daarom niet algemeen geldend is. Dat wil echter niet zeggen dat jouw kader niet soms een invloed kan hebben in het onderzoek dat je voert, dat is heel menselijk. Hier op tijd eens bij stil staan zorgt ervoor dat je dat in de toekomst minder zal doen. 

Hoe pak je onderzoek aan?

Zorg voor een coherente structuur, zo kan je verschillende onderzoeksmomenten vlot vergelijken met elkaar.

Het is soms moeilijk om kinderen en jongeren te bereiken, scholen zijn ook overbevraagd. Ga op zoek naar alternatieve groepen zoals verenigingen of trek naar veelbezochte plekken (bijvoorbeeldde bushaltes). Let echter wel op met ethische aspecten, jeugdbewegingen gaan jou mogelijks de toegang niet ontzeggen (terwijl ze er misschien niet helemaal achter staan) of bepaalde zaken anders verwoorden omwille van de band die je met hen hebt.  

Maak gebruik van bestaande vragenlijsten, zo hoef je het warm water niet uit te vinden en kan je vlot vergelijken. 

En eten werkt 😉 

Wanneer heb ik voldoende deelnemers? 

Dat is afhankelijk van het thema, de methode en de groep waarover je uitspraken doet (alle kinderen en jongeren t.o.v. animatoren op het speelplein). Gebruik vooral je gezond verstand. Wanneer je bijvoorbeeld kwalitatief onderzoek doet kom je op een gegeven moment op het punt dat er geen nieuwe informatie meer naar boven komt, het saturatiepunt. Dit kan een ijkpunt zijn om te beslissen dat je voldoende deelnemers hebt. 

Let echter wel op bij het vermelden van resultaten wanneer je een kleine steekproef hebt. In een gemeente met drie jeugdverenigingen waaronder één chiro met 10 leiders is “Groepsleider, 21 jaar, Chiro” misschien toch niet zo anoniem. 

Hoe pak je de analyse aan? 

“Think with the end in mind.”; denk al voor je het onderzoek doet na over de analyse. Denk over wat de resultaten je moeten zeggen en hoe je die makkelijk kan verzamelen. Eenvoudige tabellen en grafieken via Excel zeggen vaak al voldoende. Of gebruik de directe visualisaties van Google Forms (bijv.). 

Wees ook eerlijk over je cijfers, beweer niet dat iets statistisch significant is of doe geen veralgemeningen als je de resultaten daarvoor niet hebt. 

Naar welke (deel)groepen kijk ik bij de analyse? 

Het kan interessant zijn om jouw cijfers op te splitsen per leeftijdsgroep of gender. Maar ook naar woonplaats/wijk kan interessante inzichten opleveren. De onderwijsvorm was vaak ook wel een goede indicator, echter kunnen de geplande wijzigingen aan de onderwijsvormen hier wel een wijziging in veroorzaken. 

Deze keuze is voornamelijk afhankelijk van het thema waarover je bevraagt. 

Hoe pak je de terugkoppeling aan? 

Dat is niet eenvoudig, zeker in langere trajecten is het moeilijk om jongeren terug te contacteren. Echter hoef je je niet te beperken tot de jongeren die je ondervroeg, je kan ook naar alle kinderen en jongeren in de stad/gemeente communiceren over de resultaten. Vergeet zeker ook niet om de organisaties die je hielpen (bijv. scholen), ook een terugkoppeling te geven. 

Je wil ook dat je cijfers impact hebben, dus communicatie naar beleidsmakers is cruciaal. Probeer op maat van de persoon te werken en kies er eventueel voor om met elke schepen apart een gesprek te hebben (toegespitst op diens bevoegdheden). Ook naar collegadiensten en partners kan je terugkoppelen. 

Nog een tip voor jeugdambtenaren

  • Maak gebruik van bestaande cijfers en onderzoek.
  • Durf de stap te zetten, het is ok om de bal even mis te slaan. Door te doen zorg je ook voor momenten waarop het wel lukt. 
  • Presenteer cijfers in een handig en visueel overzichtelijke visual. 
  • denk met het einddoel in het achterhoofd. 
  • Zie onderzoek doen als een kans om het verschil te maken in het leven van kinderen en jongeren.