Het gevoerde jeugdbeleid evalueren

Sterk beleid voor jonge inwoners in de volgende legislatuur? Dan neem je best even het beleid van de voorbije jaren onder de loep. Wat ging goed? Wat ging niet goed? Welk beleid had effect, en was dat het effect dat je wilde bereiken? Alleen door lessen te trekken uit wat we (niet) doen, kunnen we ons beleid verbeteren.  

En laat ons eerlijk zijn: dat doen we te weinig. Evalueren kost tijd. Tijd die er vaak te weinig is. Heel vaak continueren we beleid en acties uit gewoonte. We hebben dat altijd gedaan, dus blijven we dat doen. Zonder kritisch stil te staan bij het nut daarvan, en of het inspeelt op de belangrijkste uitdagingen in de stad of gemeente. Nieuwe acties en nieuw beleid wordt dan ontwikkeld bovenop wat we al deden. Onze darlings killen, dat doen we niet graag. Begrijpelijk ook. Maar door die kritische afweging niet te maken, doen we steeds meer met steeds minder middelen en tijd. Vanuit dat opzicht is tijd investeren in evaluatie, tijd winnen op de lange termijn.  

Bovendien vaar je zonder kompas wanneer je te weinig stil staat bij en terugkijkt naar het gelopen beleidsparcours. Doe je wel de goede dingen? En doe je die goede dingen dan goed? Moeten we een andere richting uitslaan, andere horizonten verkennen? Hoe is de samenleving de voorbije legislatuur veranderd, en spelen we daarop met het huidige beleid voldoende in? 

In dit artikel nemen we je mee in hoe je je beleid kan evalueren, om (nog) sterker beleid voor jonge inwoners te maken in de volgende legislatuur. 

Je beleid evalueren, kan je grofweg doen in drie stappen: 

  1. De startsituatie in beeld krijgen
  2. Zijn de doelen bereikt? 
  3. Welke conclusies trek je? 
STAP 1: De startsituatie in beeld krijgen

Welke ambities, doelstellingen en acties met impact op kinderen en jongeren kregen een plek in het huidig meerjarenplan? Breng ook in beeld welke effecten je precies wilde bereiken met die doelstellingen en acties. Vergeet tot slot niet dat in de loop van de legislatuur doelstellingen en acties mogelijk bijgesteld zijn. Ook deze neem je op in deze stap. 

Pluis het meerjarenplan hiervoor grondig uit, ga breed. Ook onder doelstellingen die op het eerste zicht weinig met kinderen en jongeren te maken hebben, kunnen acties staan met impact op hun leefwereld.  

De startsituatie in beeld krijgen, doe je best niet alleen. Om een breed en correct zicht te krijgen op alle doelstellingen, acties én gewenste effecten is het aan te raden om samen te werken met collega’s uit andere diensten.  

Je kan dit doen op twee manieren: 

  • Gesprekken inplannen bij je collega’s
  • Een vragenlijst/formulier opmaken om digitaal in te vullen

Beide hebben voor- en nadelen. Via gesprekken de startsituatie in beeld krijgen, is intensief voor jou als jeugdambtenaar. Je moet immers voor elk gesprek heel wat tijd inplannen. Via een digitaal formulier komt input binnen zonder dat je er tijd voor vrij moet maken.  

Daar tegenover staat dat je in een gesprek wellicht meer te weten zal komen, extra nuances aangebracht kunnen worden enzovoort. Bovendien is het altijd zinvol om met collega’s van andere diensten gesprekken te hebben over de impact die ze (kunnen) hebben op kinderen en jongeren: je brengt op deze manier de brede jeugdreflex in praktijk. 

Niets belet je overigens om een combinatie van de twee te maken. Je kan zelf een selectie maken van diensten waarmee je liever een uitgebreider gesprek hebt, bv. omdat zij een grote impact hebben op de leefwereld van kinderen en jongeren. Of je kan je collega’s zelf de keuze geven: werken ze liever met een gesprek, of via het invullen van een vragenlijst? 

Een laatste tip in deze stap: geef zelf al een voorzet: “volgens mij zijn dit doelstellingen en acties met impact op kinderen en jongeren, is die lijst volledig? Zijn er nog aanvullingen?” Zo maak je het voor je collega’s niet enkel makkelijker, je geeft op deze manier ook aan dat je ziet dat zij iets betekenen voor kinderen en jongeren in de gemeente en geeft hun daarmee erkenning. Je maakt hiermee ook duidelijk dat je niet ‘jouw werk wil doorschuiven naar hen’. Door een voorzet te maken, maak je het ten slotte ook moeilijker voor de ander om je vraag simpelweg te negeren.  

STAP 2: Zijn de doelen bereikt?

Nu je zicht hebt de startsituatie, kan je nagaan of de doelstellingen gehaald, de acties uitgevoerd en de effecten bereikt zijn.  

Indien je in stap 1 werkt met gesprekken of vragenlijsten, koppel je hier meteen vragen aan vast over in hoeverre acties uitgevoerd en doelstellingen en effecten bereikt zijn. Indien indicatoren werden vastgelegd bij de opmaak van het beleid, gebruik je deze om na te gaan of doelstellingen en effecten bereikt zijn. Ook jaarplannen van diensten zijn een prima instrument om na te gaan of doelstellingen en effecten bereikt zijn. 

Om te weten te komen of je met je beleid hebt gedaan wat je wilde doen, treed je best ook ‘naar buiten’ en ga je in gesprek met inwoners, in het bijzonder kinderen en jongeren.  

Bij Bataljong zijn we ervan overtuigd: om écht te weten wat er leeft bij kinderen en jongeren en hoe ze ergens tegenover staan, ga je naar hen toe en ga je met hen in gesprek (lees hier meer over belevingsonderzoek). Doe dit zeker wanneer het gaat over belangrijke, complexe en/of impactvolle thema’s. Weet dat ‘kwalitatieve representatie (je gaat praten met een diverse groep kinderen en jongeren) belangrijker is dan ‘kwantitatieve representatie’ (je gaat met zoveel mogelijk kinderen en jongeren praten). Voor andere thema’s kan je werken met een vragenlijst die je verspreidt via scholen, jeugdverenigingen…  

Tot slot kan je deze data ook nog aanvullen met wat andere stakeholders zoals leerkrachten, jeugdwerkers, ouders,… te vertellen hebben over doelen of effecten die al dan niet bereikt zijn.  

STAP 3: Welke conclusies trek je?

Met de info die je in stap 1 en 2 hebt vergaard, kan je nu conclusies gaan trekken: welk beleid heeft goed gewerkt en moet gecontinueerd worden? Welk beleid kan beter werken en moet aangepast worden? En welk beleid heeft niet gewerkt en moet je stopzetten?  

De methodiek van de confrontatiematrix kan je door deze denkoefening loodsen. Ook hier blijft het mantra: if you want to go fast, go alone. If you want to go far, go together. Daar waar tijd, ruimte en bereidwilligheid is bij jezelf en bij andere diensten om deze oefening samen te maken, maak je deze oefening dus best samen. 

Tot slot

Je kan ver, heel ver gaan in het evalueren van beleid. Afhankelijk van onder meer tijd, middelen en mandaat moet ieder voor zich bepalen hoe diepgaand en/of hoe breed je deze evaluatie maakt. Voor wie hiervoor veel tijd kan en mag vrijmaken, bevelen we deze website aan.   

Voor wie niet in deze luxe positie zit: maak de juiste keuzes. Laat die keuzes afhangen van inhoudelijke argumenten (binnen welke domeinen staan rechten van kinderen en jongeren het meest onder druk? Welke diensten hebben de grootste impact op de leefwereld van kinderen en jongeren?) maar durf evenzeer pragmatiek mee te pakken hierin (welke dienst staat het meest open? Waar zie je een window of opportunity?)